Je zult niet snel een stad vinden die niet aan het water ligt. Maar in Amsterdam overdrijven ze het misschien wel een beetje. Ontstaan in de monding van de Amstel bouwden de Amsterdammers een stad die wordt doorkruist door vaarten, sloten, grachten en rivieren. Met meer bruggen, sluizen, kademuren en walkanten dan welke andere stad ook ter wereld. En dan ook nog eens op houten palen in een moeras van zompig veen. Da’s vragen om problemen.
De geschiedenis van die stad begon met een reeks stormvloeden waardoor het IJ rond 1170 een open verbinding naar zee kreeg. Aan beide kanten van het laatste stukje van de Amstel, het Damrak, ontstond op de Nieuwendijk en de Warmoesstraat een nederzetting van boeren, vissers en ambachtslieden. Met de aanleg van de Dam begin 13e eeuw werden de twee oevers met elkaar verbonden. Rond deze nederzetting bouwde Amsterdam een eeuw later zijn eerste grachten: de Burgwallen.
Graven tot aan de 13e eeuw
Het graven van die grachten gebeurde in de eerste plaats om hoog en droog te kunnen wonen op de drassige grond en om zware bouwmaterialen voor de vestingwerken en ook huizen te kunnen aanvoeren. De afgegraven grond kwam goed van pas voor het ophogen van de wal. Bij opgravingen op de Nieuwendijk zien we dat er soms wel elke tien jaar een nieuw huis werd gebouwd. Het oude huis zakte met al zijn gewicht langzaam weg in het drassige veen. Dan werd de terp – het verhoogde stukje land – met afval, sloopmaterialen, veen, klei en modder weer opgehoogd om er een nieuw huis op te zetten. In dat deel van Amsterdam moet je maar liefst 5,5 meter graven om in de restanten van de 13e eeuw uit te komen!
Overstromingen voorkomen
Behalve voor het aanplempen van wallen waren de grachten ook van levensbelang voor de afwatering. Men vermoedt nu dat de Oudezijds en Nieuwezijds Achterburgwal en de huidige Spuistraat in eerste instantie niet zijn gebouwd om op te wonen, maar puur om het water kwijt te kunnen en overstromingen te voorkomen.
Een web van grachten
De chique grachtengordel is duidelijk wel aangelegd om te wonen. De grachten in dit plan werden overigens niet aangelegd voor de afwatering, maar voor hun schoonheid. Vooral de huizen aan de Heren- en de Keizersgracht waren bestemd voor een nieuwe stedelijke elite die eind 16e eeuw ontstond in de explosief groeiende stad. Onder meer door de komst vanaf 1585 van tienduizenden rijke Vlamingen uit Antwerpen en Brugge die op de vlucht sloegen voor de Spanjaarden, groeide de stad van 30 duizend inwoners in 1578 tot 160 duizend in 1665.
Vervoer over water
De ongekende economische bloei van Amsterdam ging gepaard met grote bedrijvigheid. Dat zag je dagelijks op het drukbevaren water overal in de stad. Die stad beschikte inmiddels over het meest efficiënte waterwegensysteem ter wereld. Via een fijnmazig web van verbindingsgrachten konden kooplieden hun goederen vanuit de hele wereld van en naar meer dan duizend pakhuizen vervoeren.
Inpoldering van Amsterdam en haar achterland
Voor de eerste huizen in de 13e eeuw aan de monding van de Amstel verrezen, werd er in de 11e eeuw al begonnen met de ontginning van het Amstelland. Eerst onder de bisschoppen van Utrecht en later onder de Heren van Amstel – waaronder vijf generaties Gijsbrechten. Vanuit Ouderkerk en Amstelveen werden de drassige veengronden tot aan de Amstel en het IJ ingepolderd en geschikt gemaakt voor landbouw, en later veeteelt.
Daarvoor werden er sloten gegraven die al het water afvoerden naar de boezem van het gebied: de rivier de Amstel. De patronen van die sloten, haaks op de Amstel, zie je nu nog terug in delen van de stad, bijvoorbeeld in de Jordaan. Toen het veenland door wateronttrekking steeds verder inklonk en de polders te laag kwamen te liggen om het water af te kunnen voeren naar de hoger gelegen boezem, werden er zogenaamde dwarsweteringen aangelegd, zoals de Boerenwetering, en dijken zoals de Veendijk, de huidige Amstelveenseweg. Het water werd met poldermolens en eenvoudige spuisluizen in de hoger gelegen boezem afgevoerd.
Ze dempen de grachten
Dit gebruik van het water voor transport heeft tot in de jaren 60 van de vorige eeuw standgehouden. Vanaf halverwege de 19e eeuw was inmiddels de helft van de Amsterdamse grachten gedempt. Tot aan begin 20e eeuw was dit vooral om hygiënische redenen, maar later ook om het verkeer over de weg meer ruimte te geven. Waar men eerst met handkar of paard en wagen langs de grachten trok, waren het 100 jaar later 10, 20, 30 of zelfs 40 tonners die over de bruggen en de kades denderen. Maar daar is sinds 2021 paal en perk aan gesteld. Door zwaar verkeer in de stad steeds meer aan banden te leggen, met name binnen de s100, verminderen we het gewicht op de zwakkere bruggen en kademuren. Ondertussen zoeken we naar mogelijkheden om weer meer gebruik te maken van de grachten voor zwaar vervoer als bouwlogistiek en horeca. Net zoals we dat vroeger deden.
Bekijk ook
-
De Amsterdamse bodemHistorie
-
Renovatie met kade-fundovatieTechniek
-
Een stad op palenHistorie
Deel jouw mening