Walter Süskind: van verrader tot verzetsheld
Tijdens de oorlog zagen velen Walter Süskind als een collaborateur. Pas na de oorlog werd duidelijk welke rol hij had gespeeld, en duizenden Joodse kinderen had gered van een wisse dood. In 1972 werd hij geëerd met zijn eigen brug. Brug 237, de iconische hangbrug over de Nieuwe Herengracht, werd naar hem vernoemd. Opdat wij niet vergeten.
Walter Süskind was door de Joodse Raad aangesteld als beheerder van de Hollandsche Schouwburg. In dit gebouw aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam werden de Amsterdamse Joden samengebracht. Vaak verbleven ze er enkele dagen voordat ze op transport werden gezet naar kamp Westerbork en vervolgens naar de werk- en vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Süskind moest er onder meer voor zorgen dat deze transporten ordelijk verliepen. Maar wat slechts een paar mensen wisten, is dat hij met de hulp van een aantal verzetsgroepen zo’n duizend kinderen en een groot aantal volwassenen voor deportatie heeft behoed.
Duitse Nederlander
Süskind werd geboren in Lüdenscheid en groeide op in Keulen. Vanwege zijn Nederlandse grootouders had hij naast de Duitse ook de Nederlandse nationaliteit. Na de Kristallnacht in 1938 vluchtte hij voor het toenemende geweld tegen Joden naar Nederland. Eerst werkte hij in Bergen op Zoom voor Unilever. Toen hij daar vanwege zijn Joodse identiteit werd ontslagen, verhuisde hij met zijn vrouw Johanna en dochtertje Yvonne noodgedwongen naar Amsterdam.
Als beheerder van de Hollandsche Schouwburg wist Süskind optimaal gebruik te maken van zijn organisatietalent en zijn feilloze beheersing van het Duits, de Duitse cultuur, omgangsvormen en mentaliteit. Zo wist hij bij het Duitse gezag in het gevlei te komen. Hauptsturmführer Ferdinand aus der Fünten, die belast was met de transporten van Nederlandse Joden naar de straf- en vernietigingskampen in het buitenland, beschouwde Süskind zelfs lange tijd als zijn vriend. Die vertrouwensband had Süskind nodig om ondertussen zijn verzet te kunnen plegen.
Kindersmokkel
Vrij snel na zijn aanstelling in de Hollandsche Schouwburg begon Süskind in het diepste geheim aan plannen om Joodse kinderen te laten onderduiken. Levensgevaarlijk, want op hulp aan Joden stonden strenge straffen. Samen met zijn medewerker Felix Halverstadt vervalste hij de administratie van de registers, inclusief de schaduwadministratie van de Duitsers, met daarin de namen van de Joodse families, volwassenen en kinderen die op transport moesten. Terwijl zij wachtten op deportatie, werden de kinderen gescheiden van hun ouders ondergebracht in een crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg. Kinderen van wie ze de naam uit het register hadden gehaald, werden onder leiding van Suskind en de directrice van de crèche, Henriëtte Pimentel, vervolgens door leden van het studentenverzet uit Utrecht en de Amsterdamse verzetsgroep NV uit de crèche gesmokkeld.
In het begin maakten de studenten gebruik van de tram om de kinderen te smokkelen. De bewaking voor de crèche stond aan de overkant bij de Hollandsche Schouwburg, en de tram stopte precies tussen de crèche en de Schouwburg. Zo werd het zicht van de bewakers op de crèche even ontnomen. Verzetsvrouw Semmy Woortman zei hier later over: “De hoofdzuster van de crèche, Virrie Cohen, ging voor de deur staan en waarschuwde ons als lijn 9 eraan kwam. Dan liepen wij de deur uit, ieder met een baby onder onze arm. We holden met de tram mee door de Plantage Middenlaan en bij de halte stapten we in, hijgend en blazend. En die hele tram begon te lachen, want ze hadden het natuurlijk wel gezien, maar ze zeiden niets.”
Alles onder controle
Later werd er contact gelegd met Johan van Hulst, de directeur van de naastgelegen Hervormde Kweekschool, waar nu het Holocaustmuseum is gevestigd. De kinderen konden gemakkelijk via de achtertuin naar de school worden gebracht. In een interview na de oorlog verklaarde Van Hulst hoe dit in zijn werk was gegaan. “Er zijn heel veel kinderen via de school weg gesmokkeld. Verzetsmensen konden bij ons gewoon in- en uitlopen, want de Duitsers letten niet op de school. Misschien wel omdat ik expres deed alsof ik niks met de Hollandsche Schouwburg en de Joden te maken wilde hebben.”
Vanuit de Kweekschool werden de kinderen in een tas, mand of rugzak naar buiten gesmokkeld en per tram en trein naar verre provincies als Limburg, Friesland en Drenthe gebracht, waar het verzet onderduikadressen had geregeld. Piet Meerburg was een van die verzetsmensen die met Süskind samenwerkte. “Ik kwam elke week bij Walter Süskind”, zou hij hier later over zeggen. “Hij gaf aan hoeveel kinderen uit de crèche moesten worden gehaald. Vervolgens zocht ik onderduikadressen. Süskind had het overzicht; hij had alles onder controle.”
Razzia
Maar ondanks het beheerste en gecalculeerde optreden van Süskind ging het toch meerdere malen mis met het smokkelen. Herhaaldelijk werd Süskind dan ook door de Sicherheitsdienst op het matje geroepen, verdacht van medewerking aan de vluchtpogingen. Maar hij wist zich steeds vrij te pleiten. Zijn beheersing van de Duitse taal en omgangsvormen kwamen hem daarbij uitstekend van pas.
Na de laatste grote razzia op 29 september 1943 werd Amsterdam door de Duitsers ‘Judenfrei’ verklaard. Officieel waren er geen Joden meer in Amsterdam. Wie niet was opgepakt, zat ondergedoken. Op 15 december 1943 werden ook Walter Süskind, zijn vrouw Johanna en hun vijfjarige dochtertje Yvonne naar Westerbork gedeporteerd.
Op 3 september 1944 ging het gezin Süskind op transport ‘naar het oosten’ met de laatste trein die uit Westerbork vertrok. Tot dit laatste transport behoorden óók de acht onderduikers die een maand eerder door verraad in het Achterhuis gearresteerd waren: de families Frank (vader, moeder, Margot, Anne), Van Daan (vader, moeder en Peter) en de heer Pfeffer.
Verzetsheld
Süskind kwam – na een tussenstop in Theresienstadt – op 24 oktober 1944 aan in Auschwitz. Johanna en Yvonne werden vrijwel direct na aankomst vergast. Voor zover bekend bleef Walter in het kamp. Het is niet duidelijk wanneer en op welke manier hij is overleden. In het Amsterdamse bevolkingsregister is slechts een sobere notitie terug te vinden: Süskind, Walter, gestorven op 28 februari 1945 in Midden-Europa.
De werkelijke rol van Walter Süskind werd pas ruim na de Tweede Wereldoorlog bekend. Zonder medeweten van de Joodse Raad heeft hij vele mensenlevens gered. De vermeende verrader bleek verzetsheld te zijn.
Bruggen in de Plantagebuurt
De Hollandsche Schouwburg, het Nationale Holocaustmusuem en de crèche staan allemaal in de Plantagebuurt. Ze zijn onderdeel van de historische Amsterdamse Jodenbuurt en het Joods Cultureel Kwartier. Hier vind je ook het Namenmonument van Daniel Libeskind, het Wertheimpark met het Auschwitzmonument van Jan Wolkers, de Portugese Synagoge uit 1675, het Joods Historisch Museum en het standbeeld van de dokwerker.
In de Plantagebuurt zijn een aantal bruggen vernoemd naar verzetsstrijders, ook van betrokkenen bij het redden van de kinderen in de crèche aan de Plantage Middenlaan. Het voetgangersbruggetje over de scheiding tussen de Nieuwe Herengracht en de vijver achter de Hortus heet sinds 2018 de Johan van Hulstbrug. Even verderop is de duiker op de driehoek Hortusplantsoen, Plantage Parklaan en Nieuwe Keizersgracht vernoemd naar Piet Meerburg. In de Roetersstraat, bij de gebouwen van de UvA, heeft Felix Halverstadt zijn eigen brug over de Nieuwe Achtergracht. Hij heeft in dezelfde straat gezelschap van Lau Mazirel en Ben Polak. En in 2016 werd de Artisbrug omgedoopt in de Jules Schelvisbrug, naar de man die zeven concentratiekampen overleefde en na zijn pensioen zijn ervaringen in onder meer Sobibor op papier zette. In 2021 tenslotte kreeg de brug over de Singelgracht bij het Alexanderplein de naam van Henriette Pimentel, de directrice van de crèche.
Bekijk ook
-
Bakens van verzetHistorie
-
De Mokumse bruggenjagerStad
1
-
Walter Süskindbrug: schijn bedriegtHistorie
Deel jouw mening